“Als
je nu even de keuken in komt, kan ik laten zien hoe ik het maak!”, aldus mijn
moeder die mij riep met de bedoeling mij iets culinairs bij te brengen.
“Ik
weet wat we kunnen gaan doen vandaag. Laten we koekjes gaan bakken!”, aldus mijn
schoolvriendinnetjes, die dit riepen in hun voorpret om gebakken koekjes.
De
overeenkomst tussen deze twee situaties? In beide situaties was mijn reactie: tegenzin en desinteresse. En dit is nog lang,
lang zo gebleven.
Het begon allemaal met een cupcake receptenboekje dat ik eind vorig jaar kreeg van mijn ouders. Hij was zo leuk roze met plaatjes van schattige cupcakes. Dus al snel borrelde er een onbekend, maar prettig gevoel in me op; de zin om die cakejes te bakken.
Maar
door een gebrek aan een oven en met een vastentijd in het verschiet, moest het bakken nog even wachten.
Maar als gevolg van de verhuizing tussendoor had ik intussen wel een oventje
tot mijn beschikking gekregen!
Dus
toen de vastentijd eenmaal achter de rug was, sloeg ik mijn slag. Op een vrije
zaterdagmiddag bakte ik twaalf heerlijke cupcakes. En nog bijzonderder in de
culinaire geschiedenis van mijn leven: ik vond het leuk!
Zo
leuk, dat ik, hoppa, met Moederdag weer ‘even’ (want wat is het makkelijk) twaalf
cupcakes bakte.
En
ook de afgelopen tijd bespeurde ik weer dat prettige, maar nu wat bekendere gevoel;
ik had zin om wat lekkers te bakken. Maar nu zomaar. Zonder aanleiding. Het werd
een chocolade cake. En wat was die lekker. Vooral het beslag.
Ja,
volgens mij ga ik bakken leuk vinden. Of is het een fase? De tijd zal het
leren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten